NEXUS 10 JUNI 2022, Thomas Heij
Jacques de fatalist en zijn meester
Denis Diderot
vertaald door Martin de Haan
A. A. Hoogteiling, 2022
Recensie door Thomas Heij, Nexus
Milan Kundera kreeg ooit het verzoek om een toneelbewerking van Dostojevski’s De idioot te maken. De Russen waren in 1968 zijn geboorteland Tsjechoslowakije binnengevallen en daardoor voelde hij er niets voor om Dostojevski te vertalen. Kundera wees de Russen niet categorisch af, hij bleef houden van bijvoorbeeld Tsjechov, maar hij besloot een toneelstuk te maken op basis van een heel ander boek, een met een lichtere levensopvatting, namelijk Jacques de fatalist en zijn meester van Denis Diderot. In de inleiding van zijn toneelstuk schrijft Kundera:
‘Toen de logge irrationaliteit van de Russen op mijn land viel, voelde ik een instinctieve behoefte om de geest van de westerse moderne tijd diep in te ademen. En deze geest leek mij nergens in een grotere concentratie aanwezig dan in dat feest van intelligentie, humor en fantasie dat Jacques le Fataliste biedt.’
Die prachtige uitspraak van Kundera maakt dat de recente heruitgave van Jacques de fatalist en zijn meester – oorspronkelijk voltooid in 1773 en in 2004 knap vertaald door Martin de Haan – plots buitengewoon actueel is. Want een Europees land dat met tanks en oorlogsgeweld wordt binnengevallen door de Russen: waar doet ons dat tegenwoordig aan denken…?
Wie ook maar een stukje van het boek leest, ervaart meteen dat Diderots klassieker uit de Verlichting een bijzonder, speels en vrolijk verhaal is, dat bovendien diepgang heeft en op ingenieuze wijze grote filosofische vragen aansnijdt.
Het boek kent nauwelijks een plot. Een Franse edelman, die we alleen leren kennen als de ‘meester’, is samen met zijn knecht Jacques op reis. Waar ze vandaan komen, is niet duidelijk; waar ze heen gaan evenmin. Onderweg horen ze van onder meer een waardin en een markies kluchtige verhalen, en probeert de meester zijn Jacques zover te krijgen dat hij – ondanks vele onderbrekingen – zijn liefdesgeschiedenis vertelt.
Onderwijl discussiëren de twee over de deterministische filosofie die Jacques eropna houdt: dat alles wat gebeurt van tevoren is bepaald en ‘staat geschreven’ op de ‘grote rol daarboven’. Dat zegt Jacques te hebben van zijn vroegere kapitein, die op zijn beurt Spinoza uit zijn hoofd kende. Die filosofie roept vragen op over hoe het dan zit met verantwoordelijkheid en moraal, of met het gevoel van vrijheid dat iedereen toch heeft. Maar ondanks tegenwerpingen van de meester blijft Jacques zich onbekommerd overleveren aan ‘wat daarboven staat geschreven’. Naast Jacques’ vrolijke overgave aan het lot is het ook grappig dat hij als personage verkondigt dat alles staat geschreven. Voor een personage in een boek staat namelijk inderdaad alles geschreven, letterlijk.
Verder kibbelen Jacques en zijn meester over wie nu eigenlijk de meester is en wie de knecht. Een terechte vraag, want in het verhaal is het Jacques die bijna voortdurend bepaalt wat er gebeurt, terwijl de meester volgt. Bovendien wil de meester dat Jacques zijn verhaal vertelt, en zolang Jacques vertelt is de meester in zekere zin aan hem overgeleverd.
Robert Zaretsky wijst er in zijn boek Catherine & Diderot op dat de relatie en gesprekken tussen Jacques en zijn meester, bewust of onbewust, lijken op die tussen Diderot en Catharina de Grote. Diderot verbleef als beroemd filosoof enkele maanden bij de tsarina en voerde politieke en filosofische discussies met haar. Na die maanden kwam Diderot overigens tot de conclusie dat Catharina toch vooral een despoot was en dat Rede en Rusland niet samen gingen. Kundera’s opmerking dat de geest van Diderot tegengesteld is aan die van de Russen is dus niet uit de lucht gegrepen.
Het mooiste aan Jacques de fatalist is misschien wel dat de vragen en discussies over determinisme en vrijheid op verschillende niveaus in het boek zijn verwerkt. Het verhaal van Jacques en zijn meester wordt namelijk aan elkaar gepraat door een anonieme en bovendien aanmatigende verteller, die met ons als lezer een soortgelijk spelletje speelt.
De verteller vertelt ons het verhaal, en zo zijn we als lezer aan hem overgeleverd zoals de meester aan Jacques. Op sommige momenten voert de verteller een fictieve lezer op die hem allerlei vragen stelt, waarop hij dan min of meer antwoord geeft. Zo vult hij voor ons als lezer al reacties in – dat is het aanmatigende van de verteller – en daarmee probeert hij de controle over het verhaal te houden.
Soms pocht hij er zelfs over en doet hij of hij het verhaal alle kanten op kan sturen. Meteen al aan het begin bijvoorbeeld:
‘Wat let me om de meester te laten trouwen met een vrouw die hem zou bedriegen? Om Jacques in te schepen naar de Antillen? Om zijn meester daar ook naartoe te sturen? Om hen beiden op hetzelfde schip naar Frankrijk terug te brengen? Het is zo gemakkelijk om verhalen te verzinnen! Maar die twee zullen ervan afkomen met een slapeloze nacht, en u met dit oponthoud.’
Soms laat de verteller het verloop quasinonchalant aan de lezer. Hij biedt zelfs de keuze uit drie mogelijke eindes. Op die manier weet hij – al blijft hij degene die de drie opties bepaalt – eigenlijk ook niet hoe het verhaal precies eindigt. Een open einde dus, maar ook weer niet helemaal. En wie ook de meester van het verhaal is, de verteller of de lezer, uiteindelijk staat het verhaal zwart op wit, het staat geschreven.
Kortom, Jacques de fatalist en zijn meester is een complex verhaal dat aanzet tot reflecties op determinisme en vrijheid, maar ook op de verhouding schrijver en lezer, en verhaal en werkelijkheid. In de traditie van Cervantes, Rabelais en Sterne is het tegelijk ook een grappig en vrolijk geheel. Dat dit in het Nederlands goed overkomt, is een grote verdienste van vertaler Martin de Haan. De Haan weet de kleine grapjes – bijvoorbeeld de naam van de familie Sul, zodat je kunt spreken van ‘de Sulletjes’, of dat de waardin Horatius verhaspelt tot Hoe-raadt-ie-’t en Hoeranogwat – en de algehele, vrolijke toon van het verhaal prachtig te vangen.
TZUM 15 mei 2022 door Jan de Jong:
Recensie: Denis Diderot – Jacques de fatalist en zijn meester

Een sprankelend leesavontuur
Het opnieuw uitbrengen van historische literaire werken stuit vaak op de nodige problemen, vooral als die werken echt heel oud zijn. Niet alleen de taal en de stijl leveren moeilijkheden op – al zijn die met ver- en hertalingen nog wel voor een deel op te vangen. Lastiger wordt het als na al die jaren een tekst voor een wat groter publiek zijn urgentie verloren heeft; als alleen een handvol verstokte studeerkamerheremieten er de importantie, of bijvoorbeeld de humor, nog van inziet.
Gelukkig zijn er teksten waarop de slijt der eeuwen geen vat heeft, verhalen die in 2022 nog net zo bruisen als toen ze geschreven werden. In Nederland hebben we natuurlijk de Reynaert, door zijn verteller Willem de toenmalige elite in het gezicht gesmeten. Maar zulke voorbeelden zijn schaars. Vooral de verlichte achttiende eeuw, toen rationalisme en individualisme de wereld op zijn kop zetten en ook de literaire goegemeente menige schokkende tekst te verstouwen kreeg, heeft veel literatuur opgeleverd waar we nu schouderophalend aan voorbij gaan. Probeer vandaag de dag Voltaire nog maar eens te lezen. Zelfs de meest vlotte vertaling is gedoemd onleesbaar te blijven. Toch heeft ook de Verlichting literatuur opgeleverd die tot op de dag van vandaag niet alleen leesbaar, maar ook verrassend, grappig en zelfs actueel is. Het meest onstuimige voorbeeld is natuurlijk het briljante The life and opinions of Tristram Shandy, Gentleman van de Brits-Ierse dominee Laurence Sterne, die, zoals een bekend aforisme luidt, al postmodernist was, lang voordat het modernisme zelfs maar bestond.
Een ander goed voorbeeld van deze ‘houdbare’ Verlichting is de Franse schrijver en encyclopedist Denis Diderot. Uit zijn onlangs door Martin de Haan uitstekend vertaalde roman Jacques le fataliste en son maître blijkt in ieder geval dat Diderot zijn Tristram Shandy goed kende. Filosofische gedachten, maatschappijkritische overwegingen, een wat chaotische inslag en vooral de nodige spot en zelfspot kenmerken het werk. En natuurlijk, meer dan in Tristram Shandy, de vele gevatte dialogen. De vergelijking met het werk van Plato dringt zich op, maar dan, zoals De Haan in zijn nawoord terecht opmerkt, zonder de hiërarchische verhouding tussen de sprekers die je bij Plato vindt. Sterk zijn ook de soms luchtige, soms diepzinnige terzijdes die de verteller zijn lezers toevertrouwt. Ze doen denken aan het soort eenzijdige ‘dialoog’ waar de schrijver zelf ook bekend om was. (De Haan noemt de anekdote over een jonge bezoeker tegenover wie Diderot meteen van wal steekt met een lange monoloog over meerdere onderwerpen. Achteraf stelt hij vast dat ze getweeën interessante dingen hebben gezegd.)
Ik hoor u wel, lezer, u zegt: En Jacques’ liefdesverhaal dan? – Denk u dat ik daar niet net zo nieuwsgiering naar ben als u? Hebt u vergeten dat Jacques niets liever doet dan praten, vooral over zichzelf, een manie die alle mensen van zijn stand gemeen hebben, omdat ze erdoor worden bevrijd uit hun eerloze situatie, op het spreekgestoelte worden geplaatst en plotseling in interessante personen veranderen? Waarom houdt het gepeupel zo van openbare terechtstellingen? Omdat het onmenselijk is? U vergist zich: de gewone man is niet onmenselijk. Het liefst zou hij de ongelukkige voor wiens schavot hij zich verdringt uit handen van justitie bevrijden. Hij komt naar de Place de Grève voor een schouwspel waarover hij thuis in de voorstad kan vertellen; dit schouwspel of een ander, het is hem om het even, als hij maar kan schitteren, zijn buren bijeen kan roepen en hun aandacht kan vasthouden. Geef op het bolwerk een groot feest, en u zult zien dat de executieplaats leeg is. De gewone man is dol op vermaak en is er als de kippen bij, omdat het plezier hem afleidt. De gewone man is angstaanjagend in zijn razernij, maar die duurt niet lang. Zijn eigen armoede heeft hem gevoelig gemaakt voor andermans leed: hij wendt zijn blik af van het gruwelijke schouwspel waarnaar hij is komen kijken, hij krijgt medelijden, gaat huilend naar huis… Ik geef toe dat ik alles wat ik u hier opdis van Jacques heb, lezer, want ik houd er niet van met andermans veren te pronken.
Als lezende deelnemer aan zo’n gesprek heb je soms… heel even… de neiging om iets terug te zeggen, of op zijn minst een vraag te stellen. Maar je weet natuurlijk dat dat zinloos is. Politicus Hans van Mierlo vertelde ooit dat hij het boeiend vond om een zaal mee te nemen in het avontuur van een redenering. Diderot lezend bekruipt je soms het wonderlijke gevoel dat je deelgenoot bent van het avontuur van een gedachtegang waarvan het einde pas gaandeweg zichtbaar wordt. Het maakt Jacques de fatalist en zijn meester 226 jaar na de eerste druk, nog steeds boeiend, sprankelend én actueel.
Jan de Jong
VOLKSKRANT 14 mei 2022 door Erik van den Berg:
Niet dat eeuwige portret, maar een woeste wirwar siert het omslag van de nieuwe Diderot
Eindelijk een ander omslag voor Denis Diderot.12 mei 2022, 14:57
Voor de illustratie op Jacques le fataliste et son maître, de geestige, verrassend moderne, nog steeds gelezen en heruitgegeven 18de-eeuwse roman van Denis Diderot (bij diens leven verschenen als feuilleton, postuum in boekvorm in 1796), leken vooral twee opties beschikbaar: óf het portret van de auteur door de Franse hofschilder Louis-Michel van Loo uit 1767, óf het alternatief door diens collega Jean-Honoré Fragonard van een paar jaar later.
Nu de laatste tijd onder deskundigen de mening begint post te vatten dat de kalende, blozende heer van Fragonard beslist iemand anders is dan Denis Diderot (die om te beginnen geen blauwe, maar bruine ogen had), zijn de opties nog verder versmald.
Geen wonder dus dat uitgeverij A.A. Hoogteiling besloot het anders te doen. Op Jacques de fatalist en zijn meester, een door Martin de Haan herziene versie van zijn vertaling uit 2005 (destijds zonder omslagillustratie verschenen), staat een gedurfde abstractie: twee woeste wervelingen in zwart potlood. Uitgever Niko Koers legt uit: ‘A.A. Hoogteiling is in 2012 begonnen en legt zich toe op vergeten of bescheiden juwelen in fictie en non-fictie. Als hommage heb ik de uitgeverij vernoemd naar mijn moeder. En nu is het mij voor het eerst gelukt de kunstenaar AFH Heikoop, mijn echtgenote, te bewegen autonoom werk voor het voorplat beschikbaar te stellen, een tekening uit de serie You are my lungs uit 2012.’
Martin de Haan: ‘Ik kreeg vetorecht van de uitgever, maar ik vond het omslag meteen prachtig. Ik zie er een verbeelding in van de wirwar van verhaallijnen, veel passender dan weer zo’n portret.’
Voor de auteursnaam en titel is de Offline gebruikt, een letter van studio Roelof Mulder die Niko Koers ‘informeel maar robuust’ noemt en die hij als de ‘corporate letter’ van zijn uitgeverij beschouwt. De broodtekst staat in de Didot, ‘de letter van de Verlichting, ook gebruikt voor de eerste gedrukte editie van Jacques le fataliste’.
Denis Diderot: Jacques de fatalist en zijn meester
Vertaling en nawoord Martin de Haan.
Omslagbeeld AFH Heikoop, ontwerp Edwin Boering.
A.A. Hoogteiling; € 24,50.
PERSBERICHT 23 maart 2022 (NB: bevat een leeswijzer!)
ER ZIJN VAN DIE BOEKEN, WAARVAN JE WILT DAT DIE ER ALS BOEK ALTIJD ZULLEN ZIJN
Jacques de fatalist en zijn meester van Denis Diderot, de klassieker uit 1778, is zo’n boek.
Met deze gedachte vonden vertaler Martin de Haan en Niko Koers van A.A. Hoogteiling, uitgever elkaar.
Vanaf 23 maart 2022 ligt dit boek weer in de winkel.

Herziene vertaling en nawoord door Martin de Haan. Beeld A.F.H. Heikoop. Vormgeving Edwin Boering|Eb over vloed.
Verschijnt bij A.A. Hoogteiling, uitgever
ISBN 978-90-820059-2-9, 352 pagina’s, € 24,50
Diderot schreef zijn Jacques een halve eeuw eerder dan de grote realistische romans die nog altijd ons idee van het genre bepalen. Een ‘antiroman’ kun je zijn grap die geen grap is moeilijk noemen, want een schrijver kan lastig de draak steken met conventies die nog niet bestaan. Toch vervult het boek voor de hedendaagse lezer die functie, meer nog dan alle twintigste-eeuwse experimentele stromingen (zoals de Nouveau Roman) die zich aan het realisme wilden onttrekken.
Jacques de fatalist en zijn meester is een even hilarische als diepzinnige roman – géén roman dus volgens Diderot – die in alles een modernistisch schrijfexperiment lijkt, ware het niet dat de schrijver in de achttiende eeuw leefde. De knecht Jacques vertelt zijn meester het verhaal van zijn eerste en enige liefde, maar wordt keer op keer onderbroken, zozeer dat Jacques de fatalist en zijn meester misschien wel in de eerste plaats een verhaal over het vertellen van verhalen is. Maar de werkelijke betekenis van het boek ligt in de diepere filosofische laag waar Diderots geliefde paradoxen van vrije wil en lotsbestemming, het doen van het goede, de werkelijke hoofdpersonen zijn. Voor wie het zo leest is het boek tijdloos en actueel.
Wonderlijk passend in het thema van Boekenweek 2022: EEN ODE AAN DE EERSTE LIEFDE
November 2020:

REIS MET DIDEROT mee in je hoofd: 95 meesterwerken in 48 musea over 5 continenten:
Ook op Twitter @nikokoers en #Diderot.
RECENSIE DIDEROT: CAREL PEETERS in VRIJ NEDERLAND, 26 januari 2021
RECENSIE DIDEROT: HANS VAN DER HEIJDE in TZUM LITERAIRE WEBLOG, 12 februari 2021
RECENSIE DIDEROT: HARALD SCHOLE in Km Winter 2020
RECENSIE GOYTISOLO: DAAN PIETERS in TZUM LITERAIR WEBLOG, 16 APRIL 2021. https://www.tzum.info/2021/04/recensie-juan-goytisolo-de-contreien-van-nijar/
RECENSIE GOYTISOLO: MARGOT POLL in NRC/BOEKEN/rubriek ‘OOK VERSCHENEN’, 24 januari 2020:
ARTIKEL OVER 100 JAAR HAARLEMSCHE ZILVERSMEDERIJ, ARNOLD AARTS in HAARLEMS DAGBLAD, 14 november 2019
RECENSIE BEETHOVEN: WIM BOEVINK in TROUW 11 april 2013: B&S Boevink 20130411

BEETHOVEN & STAD, APRIL 2013: PERSBERICHT 20130401

PUB-foto’s BEETHOVEN & STAD:




ANDRIC / GOYA


